donderdag 2 april 2009
Philip Dikland's reactie op artikel Volkskrant 'Surinaams erfgoed...' van 30/03/09
In de Volkskrant van 30 maart j.l. stond een fors artikel “erfgoed ten prooi aan verval” over monumentenbeheer in Suriname. Kommer en kwel, zo luidt de conclusie. Het artikel wordt echter contrasterend ge-illustreerd door een aantal foto’s van stralend mooie monumenten. Hoe kan dat nu ? Gaat het dan misschien toch niet zo slecht ? Juist ! Het gaat heel redelijk met het monumentenbeheer. Er kan nog veel verbeteren, maar dat er niets wordt gedaan, is klinkklare onzin. En dat is wel de teneur van het artikel. Het is overigens uitsluitend gebaseerd op de meningen van toevallig passerende nederlandse “deskundigen”. Surinaamse deskundigen die er dagelijks mee bezig zijn, komen niet aan het woord.
Laten we de hoofdzaken eens onder de loep nemen.
Monumentenzorg kost geld, veel geld. Suriname kent geen subsidiesysteem voor het opknappen van monumenten, zoals dat in Nederland en Curacao wel het geval is. Dat maakt het monumentenonderhoud voor de eigenaren een stuk moeizamer, maar desondanks wordt er naar behoren onderhouden. De foto’s bij het artikel illustreren dat ; men had ook andere foto’s kunnen plaatsen die hetzelfde beeld tonen. En dat is echt niet alleen gebeurd met incidentele nederlandse steun. Zo’n 70% van de middelen wordt door de eigenaren zelf bij elkaar gescharreld. En als je vanuit dat perspectief kijkt naar de situatie, dan zie je opeens een heel ander beeld.
De monumentenregelgeving is goed en modern, er is een beschermd monumentenbezit van zo’n 250 objecten, en er is een vaste overheidscommissie die belast is met de bescherming ervan. Die commissie is geen doetje. Eigenaren die achter zijn met onderhoud worden aangeschreven, vervolgens uitgenodigd om de situatie te bespreken, er wordt gezocht naar mogelijkheden om – ondanks de ontbrekende subsidie – de zaak op spoor te krijgen. De commissie is bovendien bezig met inventarisatie van het erfgoed buiten Paramaribo, om ook daar bescherming en instandhouding te realiseren. En men is bezig een mening te vormen over moderne monumenten.
Ook de regeling beschermde stadsgezichten is goed en modern, maar hier is de handhaving moeilijker en chaotischer. Werk aan de winkel dus. Toch wordt er momenteel door diverse instanties druk gewerkt aan het opknappen van de publieke ruimte in de binnenstad. Het wordt beter, maar is nog niet goed.
De bouwsector is losjes georganiseerd, binnen de bouwbedrijven is veel verloop, en dat maakt het voor een restauratieaannemer moeilijk om een vaste kern van vaklieden op te bouwen. De surinaamse aannemingsbond tracht de situatie te verbeteren middels een stelsel van vakgerichte cursussen. Een ander initiatief is de stichting S.A.O., die vakopleidingen verzorgt voor school-dropouts.
En dat is het werkterrein van de eerste nederlandse passant die in het artikel als deskundige wordt ge-etaleerd. Het is de Amsterdamse stichting “Herstelling”, die restauratievakmanschap wil kweken via 2e kans onderwijs. Nuttig en nodig. Maar laten we aan de andere kant hun zelf verkondigde successen niet overdrijven. Zij doen hier en daar wat kleine projectjes, en sturen voor een week of wat nederlandse leerlingen hiernaartoe die samen met surinaamse collega’s werken aan zo’n projectje. Er is gelukkig ruim voldoende toezicht dat de zaken naar behoren verlopen. Regelmatig wordt er gecontroleerd door zo’n 10 Amsterdamse ambtenaren tegelijk. De tickets worden betaald uit de in Nederland verzamelde projectgelden.
Een andere passant is het nederlands adviesbureau STEEDS , en de directrice noemt de binnenstad een “chaos”. Deze directrice is 1 x een weekje in Suriname geweest, en heeft nog geen enkel project gerealiseerd. Het bureau heeft wel een uitgebreide website over Surinaamse monumenten, maar vertelt er niet bij dat de getoonde projecten niets met STEEDS te maken hebben.
“Het is moeilijk op straat terug te zien dat Suriname goed aan de wereld heeft beloofd om goed voor de binnenstad te zullen zorgen”, zegt de volgende passant, professor Paul Meurs uit Delft. Arrogant wijsneusje ! Hij maakt namens de UNESCO een managementplan voor de binnenstad. Iedereen hier vraagt zich af waarom een professor uit het verre Delft dat doet. Kan die niet liever een plan verzinnen voor Broek-op-Waterland of zo ? Maar goed, gods wegen zijn wonderbaar. Het gevolg is wel dat het project binnen Suriname niet erg leeft. Want daar moeten onbetaalde “counterparts” het veldwerk voor de professor uitvoeren. Af en toe stuurt hij wat Delftse studenten, leuke jongelui die uitstekend kunnen feesten. Maar goed, dat managementplan is nuttig en nodig, we maken er maar het beste van.
Kort en goed komt het erop neer dat je geen Surinaamse monumentenzorg kunt bedrijven met die hollandse passanten. Dat geven ze in het artikel ook zelf toe, en het is daarom des te vreemder dat alleen hun – negatieve – visie wordt uitgedragen.
Nee, voor een duurzaam resultaat heb je mensen van het land nodig die daar continu mee bezig zijn. En die zijn er gelukkig. Aimee de Back, die hier 5 jaren woonde, was zo iemand. Zij vond dat de monumentenzorg niet leefde bij de schooljeugd, en zette haar schouders eronder om dat te verbeteren. En ondervond aan den lijve hoe moeilijk het is om dergelijke projecten te realiseren. Maar het lukte. Zij is overigens niet de enige : De Surinaamse Stichting Monumentenzorg organiseert jaarlijks een open monumentendag, met een puzzeltocht voor kinderen. Een andere stichting heeft een boot beschikbaar voor schoolreisjes langs de oude plantages.
De Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname is een ander voorbeeld. Reeds jarenlang is zij nationaal en internationaal het aanspreekpunt voor het monumentenbehoud. Tevens is de stichting benoemd tot manager van de werelderfgoed site. Een toffe job, en momenteel begint de organisatie daarom aardig in z’n voegen te kraken.
Schrijven over verre streken is gevaarlijk. Je krijgt al gauw een beetje vingerschuddende artikelen in de “bij ons is alles beter” stijl. Ook dit artikel is niet boven dat niveau uitgestegen. Leuk voor de Telegraaf, minnetjes voor de Volkskrant.
Philip Dikland, Paramaribo.
Gepost door Daphne op 03:19
Labels: architectuur, monumenten, paul meurs, philip dikland, steeds, suriname, tu delft
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten